Verklaringen voor tekorten en overschotten op het bijstandsbudget
Deze rapportage is gemaakt door Andersson Elffers Felix (AEF) en De Beleidsonderzoekers in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Het onderzoek brengt in kaart welke factoren die gemeenten zelf kunnen beïnvloeden (zoals beleid en uitvoering) bijdragen aan meerjarige tekorten of overschotten op de gebundelde uitkering (GU) voor de bijstand. Het doel is inzicht te krijgen in de dynamiek achter deze structurele financiële verschillen tussen gemeenten.
Uit diepgravende casestudies bij vijftien gemeenten blijkt dat de tekorten en overschotten maar voor een deel verklaard kunnen worden door de keuzes die gemeenten maken in hun beleid en uitvoering. Voor bijna de helft van de onderzochte gemeenten spelen waarschijnlijk ook andere factoren een rol, zoals de werking van het verdeelmodel of de beperkingen van elk model om de complexe realiteit te vangen.
Belangrijke conclusies zijn:
- Er is niet één succesrecept; gemeenten met een (verklaarbaar) overschot hebben verschillende culturen en werkwijzen.
- Verschillende factoren lijken wel samen te hangen met het financiële resultaat, zoals: de gemeentelijke visie (in lijn met de financiële prikkel), stabiliteit van beleid en organisatie, ‘kennis van de klant’, efficiënte werkprocessen en externe samenwerking.
- De financiële prikkel van de gebundelde uitkering werkt niet altijd zoals bedoeld. Dit komt bijvoorbeeld doordat de prikkel niet gevoeld wordt in de gemeentefinanciën, gemeenten de invloed op het bijstandsvolume als beperkt ervaren, of doordat inzicht ontbreekt in welke keuzes effectief zijn.
- De financiële prikkel kan op gespannen voet staan met bredere doelen van de Participatiewet en het sociaal domein, zoals het bieden van bestaanszekerheid of een mensgerichte dienstverlening.
Wat kun je ermee in de praktijk?
Het rapport biedt achtergrondinformatie en onderbouwing voor gesprekken over de financiële resultaten op de bijstandsuitkeringen. Het geeft inzicht in de complexiteit en de verschillende factoren die een rol spelen. Het identificeert ‘knoppen’ waaraan gemeenten (mogelijk) kunnen draaien en biedt zo inspiratie voor beleid en uitvoering. Ook reflecteert het op de werking van de financiële prikkel en de bredere context van de Participatiewet, wat input levert voor discussies over de toekomst van het stelsel.
Voor wie is het relevant?
Deze publicatie is relevant voor beleidsmedewerkers (Werk en Inkomen, Participatiewet, Financiën) en managers bij gemeenten en gemeenschappelijke regelingen (GR’s). Het helpt hen de eigen financiële situatie beter te begrijpen en te relateren aan beleids- en uitvoeringskeuzes. Ook voor wethouders en gemeenteraadsleden biedt het inzicht in de factoren achter tekorten of overschotten en de (beperkte) mate waarin deze beïnvloedbaar zijn.