Segmentatie en doorstroom bij schulden
4 december 2022
Hoe verschillen klanten onder bewind en in de schuldhulp van elkaar en wat bevordert doorstroom tussen deze voorzieningen? Deze vraag stond centraal in het onderzoek ‘Segmentatie en doorstroom bij schulden’. Voor dit onderzoek zijn 258 enquêtes afgenomen bij mensen in minnelijke en wettelijke schuldregelingen of onder bewind, en zijn 31 schuldhulpverleners, bewindvoerders en professionals in het sociaal domein geïnterviewd.
Hoe verschillen klanten onder bewind en in een minnelijke en wettelijke schuldregeling van elkaar?
Uit het onderzoek blijkt dat de groep onder bewind het meest kwetsbaar is in termen van denk- en doenvermogen. Kijkend naar de inrichting van het stelsel ligt dit in de lijn der verwachting.
De groep onder bewind:
- heeft lagere financiële vaardigheden t.o.v. mensen met een Wsnp-bewindvoerder
- heeft een geringer vermogen om te plannen t.o.v. de groep met een Wsnp-bewindvoerder
- heeft een geringer vermogen om emoties en gedrag te reguleren t.o.v. de groep in een schuldregeling en ten opzichte van de groep met een Wsnp-bewindvoerder
- ervaart een slechtere gezondheid t.o.v. de groep in een schuldregeling
- ervaart meer financiële schaarste t.o.v. de groep in een schuldregeling.
De resultaten benadrukken het belang om in de intakefase het denk- en doenvermogen systematisch in kaart te brengen en uit te werken wat de verschillen hierin betekenen voor de begeleiding die mensen krijgen.
Wat bevordert de doorstroom?
Het onderzoek laat zien dat er belemmeringen bestaan die de doorstroom in de weg zitten tussen bewind, een minnelijk en een wettelijk schuldregeling. Dit kan ervoor zorgen dat de hulpvrager géén passende ondersteuning krijgt.
Enkele van deze belemmeringen zijn:
- De medewerkingsplicht binnen het minnelijke traject om de eigen inkomenssituatie te verbeteren of de inspanningsplicht binnen de Wsnp om zoveel mogelijk geldmiddelen te verkrijgen.
Een hulpvrager kan bijv. ‘klem’ zitten doordat een meerderjarig inwonend kind weigert om kostgeld te betalen; de hulpvrager kan daardoor niet doorstromen naar een passende voorziening. Of een hulpvrager die weigert afstand te doen van een auto (en deze niet nodig heeft om naar het werk te komen of vanuit medisch oogpunt), terwijl dit wel noodzakelijk is om op deze manier zoveel mogelijk financiële middelen vrij te maken. Dit vraagt om een ethisch debat over hoeveel inspanningen reëel zijn om uit de schulden te komen en hoeveel inspanning tegelijkertijd gevraagd mag worden. - Eén van de vereisten is dat iemand binnen zowel het minnelijke als het wettelijke traject wijzigingen in de inkomenssituatie tijdig doorgeeft.
Een veronderstelling achter de inlichtingenplicht is dat het leven en de inkomstenbronnen van burgers overzichtelijk zijn. In de praktijk is het niet voor iedereen duidelijk welke inkomsten wanneer doorgegeven moeten worden. Mensen kunnen niet altijd overzien dat bepaalde keuzes of veranderingen in hun leven implicaties kunnen hebben voor hun schuldentraject. Een schuldentraject kan hierdoor – onnodig – spaak lopen. Een reflectie op de inlichtingenplicht binnen de msnp en Wsnp strekt daarom tot de aanbeveling. - Ook de door de betrokken organisaties zelf opgestelde regels en het ontbreken van vertrouwen tussen bijv. schuldhulpverleners en beschermingsbewindvoerders kan de doorstroom parten spelen.
Door meer onderling informeel te sparren, cases voor te kunnen leggen en signalen over kansen te krijgen, wordt het aantrekkelijker om samenwerking op te zoeken en mensen sneller door te laten stromen.